Een begrip dat je bij je zoektocht al snel tegenkomt, is lumen. Dat duidt op de lichtsterkte van een lamp. Hoe hoger het aantal lumen, hoe krachtiger de lamp is. Het aantal lumen vertelt je niets over de breedte van de lichtbundel. Let daarom ook op het begrip lux. Dat geeft de hoeveelheid licht aan dat op een bepaald oppervlakte valt, bijvoorbeeld op een vierkante meter.
Trap je vooral over goed verlichte fietspaden en ga je niet supersnel, dan volstaat een voorlicht van circa 150 lumen. Hiermee word je vooral zelf goed opgemerkt. De straatlantaarns beschijnen de weg voor je. Is de openbare verlichting matig of heb je een hoger tempo, kies dan voor een lamp met een grotere lichtopbrengst (tot 400 lumen) en een hogere lux (20 tot 50). Train je in het aardedonker? Ga dan voor een koplamp met ten minste 400 lumen (oplopend tot 1000 lumen) en een hoge lux-waarde (circa 70). Gemakkelijk zijn de koplampen met meerdere standen: je past je verlichting met één druk op de knop op de omstandigheden aan.
Verlichting is één manier om beter zichtbaar te zijn op donkere dagen. Ook een streepje reflectie en een high visibility-kledingkleur zijn zeer functioneel. Reflectie op je kleding doet z’n werk zodra er licht op valt, bijvoorbeeld van straatverlichting of van een tegenligger die er met z’n koplampen op schijnt. Hi-vis-kleding wil zeggen dat je outfit een opvallende kleur heeft, vaak fluorgeel. Die heeft zowel overdag als in de avond nut, het is niet noodzakelijk dat er licht van een voorbijganger op schijnt.
Kies voor accessoires – beenstukken, overschoenen, armstukken en handschoenen – met een hi-vis-kleur en reflectie. Ze zitten rondom je benen, voeten, armen en handen. Het zijn de lichaamsdelen die je onderweg beweegt – dat geldt zeker voor je voeten en benen. Hebben ze een opvallende kleur en zitten er reflecterende details op, dan vallen ze volgens onderzoek extra op vergeleken met ‘statische’ kleurvlakken. Bio-motion noemen we dat.